Hof Amsterdam oordeelt dat X aannemelijk maakt dat zij een groot deel van het PGB aan Y heeft terugbetaald. Uit de gang van zaken blijkt dat X voor een groot deel van de ontvangen gelden slechts een kassiersfunctie vervulde.
Belanghebbende, X, behoort tot de Q-congregatie. In 2012 ontmoet zij Y, die een PGB heeft. X en Y maken afspraken over de opvang van Y door X. Y betaalt X vanuit zijn PGB voor de door X verleende zorg. Omdat X de inkomsten uit het PGB niet in haar IB-aangiften heeft opgegeven, corrigeert de inspecteur de aanslagen. X stelt echter dat zij slechts een kassiersfunctie vervulde en dat zij weliswaar de bedragen uit het PGB ontving, maar ook een groot deel contant aan Y terugbetaalde.
Hof Amsterdam oordeelt dat X aannemelijk maakt dat zij een groot deel van het PGB aan Y heeft terugbetaald. Uit de gang van zaken blijkt dat X voor een groot deel van de ontvangen gelden slechts een kassiersfunctie vervulde. De inspecteur wijst er terecht op dat de afspraken tussen X en Y niet op papier staan, maar volgens het hof zijn de verklaringen van X consistent, heeft X in de jaren 2012 - 2014 jaarlijks grote bedragen gepind en is er een uitgebreide e-mailcorrespondentie tussen X en Y waaruit blijkt dat Y verzoekt om teruggaaf van aan X uitbetaalde PGB-bedragen. De vraag of X met haar handelen wist van (een mogelijk) frauduleus handelen met pgb-gelden mist betekenis voor dit geding. Het hof vermindert de (navorderings)aanslagen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90