Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de werkzaamheden van een zorgverlener, ongeacht de gezinsrelatie, steeds worden verricht in het economische verkeer. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Aan de minderjarige meervoudig gehandicapte dochter van X is een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend. X vertegenwoordigt haar dochter bij het beheer van dit budget. In geschil is of de PGB-ontvangsten bij X terecht zijn belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. In hoger beroep stelt X dat er geen bron van inkomen is, omdat zij slechts het ‘PGB-potje’ beheert, waaruit de bovengebruikelijke AWBZ-zorg wordt bekostigd.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/21.1.4) oordeelt dat de werkzaamheden van een zorgverlener, ongeacht de gezinsrelatie, steeds worden verricht in het economische verkeer (vgl. HR 8 juni 2007, 42044, V-N 2007/27.16). Het is aannemelijk dat het PGB is gebruikt om verzorging door X in te kopen en X dit heeft ontvangen in verband met de door haar aan de dochter geleverde zorg. Het maakt niet uit dat X geen professionele zorgverlener is en zij als alleenstaande ouder zowel de zorgverlener als de vertegenwoordiger van de dochter bij het beheer van het PGB is. Het beroep van X is slechts gegrond, omdat de rechtbank haar ten onrechte een immateriële schadevergoeding van € 500 wegens het overschrijden van de redelijke termijn heeft onthouden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90