Hof Den Bosch oordeelt over de fiscale gevolgen van de afwikkeling van de boedel in het kader van de echtscheiding tussen X en Y. X is overgegaan tot pensioenverrekening en dit leidt tot een te belasten periodieke uitkering bij X. Het hof handhaaft de navorderingsaanslag.

Belanghebbende, mevrouw X, is in 1972 in gemeenschap van goederen gehuwd met meneer Y. In 2010 is de echtscheiding uitgesproken. In het echtscheidingsconvenant leggen partijen de verdeling van de boedel en het pensioenvermogen vast. Tot de huwelijksgemeenschap behoren de echtelijke woning en een lijfrentepolis. Daarnaast hebben X en Y tijdens hun huwelijk pensioenrechten opgebouwd. X krijgt de woning toebedeeld en wordt daardoor overbedeeld. X en Y willen dit compenseren door verrekening (niet verevening) van een gedeelte van de pensioenrechten van X aan Y. In geschil is of de inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning van X terecht heeft verhoogd met het door X aan Y toebedeelde pensioen.

Hof Den Bosch stelt vast dat X en Y niet hebben afgezien van de toepassing van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS) maar desondanks zijn overgegaan tot pensioenverrekening, waarbij X een deel van haar pensioenaanspraken heeft afgestaan in ruil voor het aan haar toebedelen van het woonhuis. Feitelijk is een situatie gecreëerd waarin de pensioenaanspraken, die civielrechtelijk geen deel uitmaken van de huwelijksgemeenschap, worden uitgeruild met het woonhuis dat daartoe wel heeft behoord. X is daarmee overgegaan tot pensioenverrekening en dit leidt tot een te belasten periodieke uitkering bij X. Het hof handhaaft de navorderingsaanslag.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 24 januari

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen