Hof Den Haag oordeelt dat X een beroep kan doen op de gerichte vrijstellingen. Het aanwijzingscriterium en de gebruikelijkheidstoets zijn niet relevant zijn voor de beoordeling of X, als piloot met een niet-inhoudingsplichtige werkgever, een beroep kan doen op de gerichte vrijstellingen.
X woont in Nederland en is piloot. Hij werkt voor een luchtvaartmaatschappij via een uitzendbureau. X is aan het uitzendbureau ter beschikking gesteld door tussenkomst van Ierse vennootschappen, waarvan hij medeaandeelhouder is. Het uitzendbureau en de Ierse vennootschappen zijn daarbij niet inhoudingsplichtig voor de loonbelasting. X heeft bij het doen van zijn aangifte IB/PVV 2016 niet de volledige door hem in het kader van de dienstbetrekking ontvangen vergoedingen aangegeven, onder meer omdat hij meent dat een deel van die vergoedingen gericht is vrijgesteld met toepassing van art. 3.84 lid 2 Wet IB 2001. In geschil is of X een geslaagd beroep kan doen op de gerichte vrijstellingen.
Hof Den Haag oordeelt dat X een beroep kan doen op de gerichte vrijstellingen. Het aanwijzingscriterium en de gebruikelijkheidstoets zijn niet relevant zijn voor de beoordeling of X, als piloot met een niet-inhoudingsplichtige werkgever, een beroep kan doen op de gerichte vrijstellingen. Van een werkgever die niet inhoudingsplichtig is kan niet worden verwacht dat deze zich richt naar het systeem van de Nederlandse loonbelasting. X kan een beroep doen op de gerichte vrijstellingen als zijn werkgever de vergoedingen niet heeft aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Het moet daarbij dan wel gaan om zakelijke kosten die aan de voorwaarden en grensbedragen van die vrijstellingen voldoen. Daarnaast volgt uit de wetssystematiek dat de gebruikelijkheidstoets niet voor de gerichte vrijstellingen geldt, omdat nagenoeg alle gerichte vrijstellingen zien op zakelijke kosten die worden gemaakt met het oog op een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. X slaagt echter niet in de bewijslast dat meer kosten moeten worden aangemerkt als gerichte vrijstellingen dan de kosten die de inspecteur al buiten het loon heeft gerekend. Ter zitting heeft de inspecteur zich echter bereid verklaard bij wijze van compromis een totaalbedrag van € 7.700 als gerichte vrijstelling aan te merken. X beroep is naar aanleiding van het compromis ter zitting gegrond.
Lees ook het thema De werkkostenregeling: gerichte vrijstellingen en eindheffingen.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 6
Wet op de loonbelasting 1964 10
Wet op de loonbelasting 1964 31
Wet op de loonbelasting 1964 31a
Wet inkomstenbelasting 2001 3.84
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Loonbelasting
Editie: 24 november
Informatiesoort: VN Vandaag
Focus: Focus