Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat A is opgetreden als manager van de speelsters. De speelsters zijn daarom aan te merken als de afnemers van de door A verrichte prestaties, en de plaats van de diensten is in Nederland gelegen.
A is een van de firmanten van X vof, belanghebbende. Een van de activiteiten van X is het verrichten van sportmanagement. X bemiddelt namelijk, via A, tussen volleybalsters en buitenlandse volleybalclubs. X berekent op de facturen echter geen btw. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag 2011 op aan X. X stelt echter dat de diensten moeten worden aangemerkt als diensten verricht door raadgevende personen/adviseurs, en dat de buitenlandse clubs derhalve de opdrachtgevers zijn (B2B-diensten). Volgens X is de plaats van dienst dan niet in Nederland gelegen, zodat geen Nederlandse btw is verschuldigd. De inspecteur is echter van mening dat de verleende diensten moeten worden aangemerkt als belangenbehartiging ten behoeve van de speelsters, en dat de plaats van dienst in Nederland is gelegen (B2C-diensten).
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat A is opgetreden als manager van de speelsters. Dit blijkt volgens de rechtbank uit de contracten van de speelsters. De rechtbank wijst hierbij op haar uitspraak van 30 januari 2018, nr. 16/5516 (V-N 2018/18.2.2) voor het jaar 2009. In aanvulling daarop merkt de rechtbank nog op dat uit de e-mails van volleybaltrainers/medewerkers van volleybalclubs aan A, die X ter zitting heeft overgelegd, weliswaar volgt dat de clubs aan A vragen om speelsters te zoeken, maar op basis van de e-mails kan volgens de rechtbank niet worden geconcludeerd dat X daarbij ook het belang van de clubs behartigt in plaats van dat van de speelsters. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 6a
Wet op de omzetbelasting 1968 6