A is een van de firmanten van X vof, belanghebbende. Een van de activiteiten van X is het verrichten van sportmanagement. X bemiddelt namelijk, via A, tussen volleybalsters en buitenlandse volleybalclubs, waarbij hij op naam en voor rekening van een ander handelt. X berekent op de facturen echter geen BTW. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een BTW-naheffingsaanslag op aan X. X stelt echter dat de diensten moeten worden aangemerkt als diensten verricht door raadgevende personen/adviseurs, en dat de buitenlandse clubs derhalve de opdrachtgevers zijn. Volgens X is de plaats van dienst dan niet in Nederland gelegen, zodat geen Nederlandse BTW is verschuldigd. De inspecteur is echter van mening dat de verleende diensten moeten worden aangemerkt als belangenbehartiging ten behoeve van de speelsters en dat de plaats van dienst in Nederland is gelegen. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de plaats van de diensten niet in Nederland is gelegen, maar in het buitenland. Volgens het hof zijn de prestaties van X namelijk te duiden als bemiddeling door X bij het tot stand brengen van een arbeidsovereenkomst tussen een speelster en een buitenlandse volleybalclub. De staatssecretaris gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de plaats van de door X verrichte diensten in het buitenland is gelegen. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de onderliggende handeling niet bestaat uit het aangaan van een arbeidsovereenkomst, maar uit de werkzaamheden die de werknemer op grond van die arbeidsovereenkomst bezoldigd zal verrichten. Dat die bezoldiging niet aan de BTW-heffing is onderworpen, is niet van belang. Verder betreffen de werkzaamheden van de volleybalspeelsters sportieve activiteiten, en die worden verricht op de plaats waar die activiteiten feitelijk plaatsvinden. Het beroep in cassatie van de staatssecretaris wordt ongegrond verklaard.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 6a
Wet op de omzetbelasting 1968 6