Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de raadsheren bevoegd zijn om in deze zaak recht te spreken. Het standpunt van X over de gevolgen van de plaats van de zetel van de regering tijdens WOII, is niet onderbouwd en vindt geen steun in het recht. Het beroep van X is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk.

X is fiscaal partner van A (zie 2019/07900). In geschil is of X terecht giftenaftrek claimt voor de (loon)belasting die zij en A in 2014, 2016 en 2017 hebben betaald. Volgens Rechtbank Den Haag is het betalen van belasting geen vrijgevigheid, maar een wettelijke verplichting. X stelt in hoger beroep dat de zetel van de Nederlandse regering gedurende 1940-1945 ongrondwettig buiten het Rijk was gevestigd, wat niet zonder gevolgen kan blijven. 

Hof Den Haag oordeelt dat de raadsheren bevoegd zijn om in deze zaak recht te spreken. De stelling van X over de plaats van de zetel van de regering tijdens WOII brengt volgens X mee – zo begrijpt het hof – dat de raadsheren van het hof onbevoegd zijn om in zijn zaak recht te spreken. Naar het oordeel van het hof heeft X met wat hij heeft aangevoerd – wat daar verder ook van zij – deze opvatting niet onderbouwd. Voorts vindt zij geen steun in het recht. Het hoger beroep is ontvangen op 6 april 2021, terwijl dit uiterlijk op 16 maart 2021 ter post had moeten zijn bezorgd en uiterlijk op 23 maart 2021 had moeten zijn ontvangen. Het beroep van X is daarom niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:9

Wet inkomstenbelasting 2001 6.32

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 20 december

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen