Hof Amsterdam oordeelt dat de verkoop van plastic draagtassen een zelfstandige prestatie is. De draagtas is een doel op zich voor de modale consument die geen draagtas bij zich heeft en deze ter plaatse koopt om daarin de boodschappen te vervoeren.
X exploiteert supermarkten. Jaarlijks verkoopt X tussen de elf en veertien miljoen plastic draagtassen. De klant heeft de keuze om een draagtas te kopen of op een andere manier te voorzien in het verpakken en vervoeren van de gekochte boodschappen. De verkoopprijs van een plastic draagtas is € 0,25 inclusief BTW. In geschil is of de levering van de plastic draagtassen een zelfstandige prestatie is of een bijkomende prestatie bij de hoofdprestatie die bestaat uit de levering van boodschappen, waardoor het gemiddelde BTW-tarief van 10,5% zou moeten gelden.
Hof Amsterdam oordeelt dat de verkoop van de plastic draagtassen een zelfstandige prestatie is. De draagtas is een doel op zich voor de modale consument die geen draagtas bij zich heeft en deze ter plaatse koopt om daarin de boodschappen te vervoeren. Daarom kwalificeert de levering van de draagtas niet als een bijkomende prestatie. Hierdoor is de levering van de plastic draagtassen belast met 21% BTW. Het feit dat de klant een keuze heeft en afzonderlijk moet betalen voor de draagtas telt mee in de beoordeling of sprake is van een onzelfstandige nevenprestatie. X kan geen vertrouwen ontlenen aan paragraaf 4.1 van het Besluit Toelichting Tabel 1 (V-N 2017/48.18), omdat de plastic draagtas niet kwalificeert als een verpakking zoals bedoeld in dit besluit. X' beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 9