X is werkzaam bij de politie. In 2007, op bijna 50 jarige leeftijd, start X met een pilotenopleiding. Hij rondt deze opleiding in 2008 af. In 2010 start X met de opleiding tot commercieel piloot (CPL-opleiding). X is van mening dat er sprake is van een onderneming en brengt de btw ter zake van de CPL-opleiding in aftrek. Naar aanleiding van een onderzoek, concludeert de inspecteur dat er geen sprake is van een onderneming en dat X derhalve geen recht heeft op aftrek van de voorbelasting.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de voorbelasting ter zake van de CPL-opleiding. De rechtbank overweegt hierbij dat X geen objectieve gegevens heeft aangevoerd ter ondersteuning van een in de jaren 2008 tot en met 2012 bij hem bestaand voornemen om als piloot een onderneming te starten. Volgens de rechtbank is het enkele volgen van de CPL-opleiding daarvoor namelijk onvoldoende. Verder acht de rechtbank van belang dat er in casu sprake is van een pilotenopleiding die naar zijn aard ook voor privédoeleinden kan worden gebruikt, en dat X erkent dat vliegen zijn hobby is. Vervolgens overweegt de rechtbank nog dat dat er relatief veel tijd is verstreken tussen het begin van de CPL-opleiding in 2010, en de te verwachten afronding in 2016. Ook de leeftijd van X, inmiddels 58, en het feit dat hij een goede baan bij de politie heeft, tellen volgens de rechtbank mee, evenals het feit dat de markt voor de vliegwerkzaamheden die X wil gaan verrichten, moeilijk is. De rechtbank acht het voornemen van X om een onderneming als piloot te starten dan ook minder aannemelijk. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Wet op de omzetbelasting 1968 15