Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over de unierechtelijke houdbaarheid en uitleg van art. 34 Wet MRB 1994. De lange naheffingsduur sinds het Belastingplan 2014 voor situaties met een buitenlands kenteken zou wel eens indirecte discriminatie naar nationaliteit kunnen zijn.
De heer X heeft de Poolse nationaliteit en heeft vanaf 9 september 2010 een officieel woonadres in Nederland. Op 12 mei 2016 wordt geconstateerd dat X een BMW 328Ci met Pools kenteken bestuurt. In geschil is de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting voor het gebruik van de Nederlandse openbare weg. De naheffing heeft betrekking op de periode 1 januari 2012 tot en met 11 mei 2016 en gelijktijdig is een 100% verzuimboete van € 3552 opgelegd. X stelt dat hij geen eigenaar was van de auto en dat hij deze vanwege een noodsituatie slechts eenmalig heeft gebruikt toen de eigenaar in Nederland was.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over de unierechtelijke houdbaarheid en uitleg van de nationale wet (art. 34 Wet MRB 1994). De lange naheffingsduur sinds het Belastingplan 2014 voor situaties met een buitenlands kenteken zou wel eens indirecte discriminatie naar nationaliteit kunnen zijn. De 100% verzuimboete heeft een extra versterkend effect en er wordt in de vakliteratuur al gesproken van een ‘ernstige onevenwichtigheid’ (zie V-N 2013/46.3). De belangrijkste vraag (1a) is dus of de naheffing een EU-verboden indirecte discriminatie naar nationaliteit is. Andere vragen hebben betrekking op de terugwerkende kracht van de boetegrondslag (4) en de houdbaarheid van de zware tegenbewijsregeling (2, 3 en 5). Het geding is geschorst totdat de Hoge Raad de vragen heeft beantwoord.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27ga
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 18 juli
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief