Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt ambtshalve dat de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Het bezwaar is door hem namelijk ontvangen op 18 januari 2021, terwijl pas op 20 januari 2021 een ‘Mededeling verrekening’ aan X2 is gezonden.

Aan X2 is in 2014 een aanslag erfbelasting opgelegd van € 127.346, waarbij € 30.864 belastingrente in rekening is gebracht. In 2015 volgt een tweede aanslag van € 102.339 met € 17.724 belastingrente. Naar aanleiding van zijn aflossingen maakt X2 op 15 januari 2021 bezwaar tegen de in rekening gebrachte invorderingsrente. De ontvanger merkt dit bezwaar aan als bezwaar tegen de bij beschikking van 18 januari 2021 ter zake van de in rekening gebrachte invorderingsrente ten name van X1 (zie 21/913).

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt ambtshalve dat de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Het bezwaar is door hem namelijk ontvangen op 18 januari 2021, terwijl pas op 20 januari 2021 een ‘Mededeling verrekening’ aan X2 is gezonden. Het bezwaar van X2 kan ook niet worden aangemerkt als een ontvankelijk voortijdig ingediend bezwaar. De ontvanger heeft het bezwaar van X2 ten onrechte opgevat als een bezwaar gericht tegen de beschikking van een andere belastingplichtige. Het beroep van X2 is daarom gegrond. De rechtbank verklaart het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk. Het beroep hoeft dus niet inhoudelijk te worden behandeld. X2 ageert in het beroepschrift tegen de inmiddels wel bij beschikking aan haar in rekening gebrachte invorderingsrente. Het beroepschrift van X2 wordt doorgezonden naar de ontvanger om in behandeling te nemen als bezwaar c.q. verzoek om ambtshalve vermindering van de invorderingsrente.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 30

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 18 mei

27

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen