Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het bezwaar had moeten aanmerken als een prematuur (ongegrond) bezwaar tegen de latere voldoening van motorrijtuigenbelasting op aangifte. Er moet namelijk vanuit worden gegaan dat de heer X op dat moment al een vastomlijnde voorstelling van dat bezwaar had gemaakt.
De heer X is houder van een Citroën C8, waarvan het kenteken op 6 augustus 2017 is geschorst. De mrb-rekening van 24 juli 2017 voor het tijdvak 24 juli 2017 tot en met 23 oktober 2017 heeft X daarom slechts gedeeltelijk betaald. In geschil is primair of het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het bezwaar had moeten aanmerken als een prematuur (ongegrond) bezwaar tegen de latere voldoening op aangifte. Er moet namelijk vanuit worden gegaan dat X op dat moment al een vastomlijnde voorstelling van dat bezwaar had gemaakt (vgl. HR 21 mei 2010, nr. 07/11207, V-N 2010/25.4). Het maakt niet uit dat X niet meer heeft voldaan dan het latere, wegens het schorsen van het kenteken, ambtshalve verminderde bedrag. Voor een eerder tijdvak is terecht een naheffingsaanslag en een verzuimboete van € 52 opgelegd. X stelt vergeefs dat de auto het hele tijdvak op eigen grond stond en niet op de weg is geweest. Het beroep van X is deels gegrond.
Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelselvan rechtsbescherming
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 26 april