X heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in het jaar 2004 in Spanje. Hij is in dat jaar in dienstbetrekking werkzaam bij B BV. X werkt als zeevarende op baggerschepen die onder de Nederlandse vlag varen (hierna: de baggerschepen). X verricht zijn werkzaamheden voornamelijk in de territoriale zee van China en van de Verenigde Arabische Emiraten. De baggerschepen beschikken over een zeebrief en staan ingeschreven in het Nederlandse zeeschepenregister. Voor het hof is in geschil of X in 2004 verplicht verzekerd en premieplichtig is voor de Nederlandse volksverzekeringen. Het hof heeft die vraag bevestigend beantwoord. Het heeft daartoe onder meer overwogen dat Verordening (EEG) nr. 1408/71 van 14 juni 1971 (hierna: de Verordening) in het jaar 2004 op X van toepassing is en voor hem de Nederlandse wetgeving als toepasselijke wetgeving heeft aangewezen. X komt in cassatie.
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond. X valt in het jaar 2004 onder de personele en territoriale werkingssfeer van de Verordening. De Nederlandse wetgeving wordt in dat jaar voor X als toepasselijke wetgeving aangewezen door art. 13 lid 2 letter c van de Verordening, aangezien de baggerschepen zijn aan te merken als zeeschepen en varen onder Nederlandse vlag. Daarvan uitgaande brengt het bepaalde in art. 6a, aanhef en letter a, van de Algemene Ouderdomswet en de overeenkomstige bepalingen in de overige volksverzekeringswetten mee dat X in 2004 verplicht verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen.