X, een inwoner van Hongarije, maakt bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2020. De inspecteur heeft de premieplichtige periode voor de volksverzekeringen vastgesteld op de periode 1 januari 2020 tot en met 15 oktober 2020. X betoogt dat de premieplichtige periode moet worden vastgesteld op de periode 1 januari tot en met 29 mei 2020, de periode dat hij in Nederland werkte. Per 30 mei 2020 had X geen inkomen meer in Nederland en was hij in Hongarije verzekerd voor ziektekosten. Verder weigerde het UWV X vanaf die datum een WW-uitkering, omdat hij volgens het UWV vanaf die datum in Hongarije zou wonen. In geschil is of de inspecteur de premieplichtige periode voor de volksverzekeringen in 2020 correct heeft vastgesteld.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de premieplichtige periode voor de volksverzekeringen correct heeft vastgesteld. De rechtbank stelt dat X, ondanks dat hij geen inkomen meer in Nederland verdiende, maar nog wel in Nederland woonde, op grond van de verordening nog steeds verplicht verzekerd was voor de volksverzekeringen in Nederland. Dat het UWV kennelijk van mening was dat X per 1 juni 2020 niet meer in Nederland woonde, is niet van belang. X heeft zich pas per 16 oktober 2020 als inwoner van Nederland uitgeschreven. Daarom is de inspecteur er terecht van uitgegaan dat X in de periode tussen 30 mei 2020 en 16 oktober 2020 nog in Nederland woonde. X is in die periode nog steeds premieplichtig. Het beroep is ongegrond.
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Premieheffing
Editie: 28 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag