Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de diensten die onder bezwarende titel worden verricht tussen personen die deel uitmaken van een BTW-f.e. die is samengesteld uit personen die juridisch gezien wel zelfstandig zijn, doch financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn, niet aan de BTW-heffing zijn onderworpen.

S is een publiekrechtelijke stichting en financier van een universiteit. Naast diensten onder bezwarende titel (patiëntenzorg) voert S ook, als publiekrechtelijke rechtspersoon, overheidstaken uit (opleiding van studenten). Naast moedermaatschappij van de faculteit geneeskunde is S ook moedermaatschappij van U-GmbH. U-GmbH verricht voor S schoonmaak- en hygiënische reinigingswerkzaamheden.

Verder verricht U-GmbH ook nog wasserijdiensten voor S en verzorgt zij het patiëntenvervoer. S is BTW-plichtig voor de economische activiteiten die zij onder bezwarende titel verricht en is vrijgesteld van BTW voor de werkzaamheden die zij verricht in het kader van de uitoefening van haar overheidstaak. S beschouwt alle werkzaamheden die U-GmbH voor haar verricht als niet-belastbare leveringen die worden verricht binnen het kader van een f.e.

Volgens de Duitse Belastingdienst vormen de activiteiten van S één enkele onderneming, waarvoor een gemeenschappelijke BTW-aangifte moet worden ingediend en waarvoor derhalve één enkele belastingaanslag moet worden vastgesteld. Daarbij stelt de Belastingdienst zich op het standpunt dat de door U-GmbH voor S, in het kader van haar overheidstaak, verstrekte schoonmaakwerkzaamheden binnen een f.e. worden verricht en dat sprake is van een voordeel in natura.

Het Hof van Justitie EU heeft de prejudiciële vragen van de Duitse rechter op 1 december 2022 (C‑269/20, V-N 2023/4.14) beantwoord: het is niet in strijd met het EU-recht dat Duitsland S, het overkoepelende orgaan van een groep, als enige belastingplichtige van deze groep aanwijst. De Duitse rechter heeft, mede naar aanleiding van het Norddeutsche Gesellschaft für Diakonie mbH-arrest van het Hof van Justitie EU van 1 december 2022 (C‑141/20, V-N 2023/4.13) opnieuw prejudiciële vragen gesteld in de zaak S. De Duitse rechter wil weten of het samenvoegen van meerdere personen tot één belastingplichtige ertoe leidt dat diensten die onder bezwarende titel tussen deze personen worden verricht niet binnen de werkingssfeer van de BTW in de zin van art. 2 onderdeel 1 BTW-richtlijn vallen.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de diensten die onder bezwarende titel worden verricht tussen personen die deel uitmaken van een BTW-f.e. die is samengesteld uit personen die juridisch gezien wel zelfstandig zijn, doch financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn, niet aan de BTW-heffing zijn onderworpen. Dit is zelfs niet het geval wanneer voor de door de ontvanger verschuldigde of betaalde BTW over deze diensten geen vooraftrek mogelijk is.

Lees ook het thema De holding in de btw.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 15 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

Focus: Focus

490

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen