De civiele kamer van Rechtbank Den Haag oordeelt dat de procedure van X tegen het invaren van zijn ABP-pensioen prematuur is. Momenteel is er namelijk nog geen sprake van een (dreigende) inmenging in het eigendomsrecht van X.

X geniet sinds 2016 een ABP-pensioen. In verband met de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) per 1 juli 2023 stelt X dat het ‘invaren’ van zijn pensioen in het nieuwe pensioenstelsel een schending vormt of kan vormen van en inbreuk maakt of kan maken op zijn eigendomsrecht. Volgens X kunnen zijn opgebouwde pensioenrechten door het invaren namelijk worden aangetast. X is van mening dat zijn pensioenrechten voor de toekomst ongewijzigd moeten blijven.

De civiele kamer van Rechtbank Den Haag oordeelt dat de procedure van X tegen het invaren van zijn ABP-pensioen prematuur is. Momenteel is namelijk nog geen sprake van een (dreigende) inmenging in het eigendomsrecht van X, dus ook niet van een (dreigende) inmenging die ongerechtvaardigd zou zijn. Ook valt er nog niets concreets te zeggen over de gevolgen van de transitie op basis van de Wtp voor het pensioen van X, zowel voor zijn opgebouwde ouderdomspensioen als voor zijn partnerpensioen. De pensioenovereenkomst van een ex-overheidswerknemer zoals X moet vanaf de datum van pensionering niet als geëindigd en/of absoluut onaantastbaar worden beschouwd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 10

Rubriek: Civiel recht algemeen, Pensioenen

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 29 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

363

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen