Belanghebbende, X bv, exploiteert een raamprostitutiebedrijf en verhuurt woningen. De aandeelhouders van X bv zijn mevrouw A voor 90%, alsmede de heer B en mevrouw C, beiden voor 5%. In 2007 is A gescheiden. Met haar ex-echtgenote met wie zij in gemeenschap van goederen was gehuwd, ontstaat een meningsverschil over de boedelscheiding. De civiele procedure hierover eindigde in 2010 door een uitspraak van de rechtbank. De aandelen in X bv zijn hierbij toegedeeld aan A. In geschil is de VPB-navorderingsaanslag over 2008 en in het bijzonder de aftrekbaarheid van de advocaatkosten (€ 3.256), de bijtelling als vergoeding voor het gebruik door A van een woning (€ 3.000) en de aftrekbaarheid van twee reizen van A naar Duitsland (€ 540). Rechtbank Noord-Holland handhaaft de aanslag. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat 20% van de advocaatkosten aftrekbaar is ook al heeft het geschil over de boedelscheiding primair betrekking op de privébelangen van A. Haar ex-echtgenoot heeft namelijk een strafblad. Als hij aandeelhouder van X bv was geworden, dan zou de vergunning van het raamprostitutiebedrijf gevaar lopen. De bijtelling van € 3.000 als vergoeding voor het gebruik door A van een woning is terecht. X bv maakt namelijk niet aannemelijk dat X elders een woon- of verblijfplaats had. De correctie van de reis- en verblijfkosten is ook terecht. A stelt daartoe vergeefs dat zij in Duitsland raamprostitutiebedrijven heeft bezocht om zich aldaar op de bedrijfsvoering te oriënteren. Het beroep van X bv is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 4 juli