De Hoge Raad oordeelt dat de hoofdregel is dat als de inspecteur het incidentele hoger beroep intrekt, het hof de inspecteur moet veroordelen in de proceskosten van de tegenpartij. Het hof had dus moeten motiveren waarom het geen aanleiding zag voor een proceskostenvergoeding.

Aan X bv is een BPM-naheffingsaanslag opgelegd. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X bv gaat in hoger beroep. De inspecteur gaat incidenteel in hoger beroep, maar trekt deze tijdens de zitting is. Volgens Hof Den Haag is het beroep van X bv ongegrond. In cassatie stelt X bv dat zij vanwege de intrekking van het incidentele beroep zowel een proceskosten- als een griffierechtvergoeding had moeten krijgen.

De Hoge Raad oordeelt dat de hoofdregel is dat als de inspecteur het incidentele hoger beroep intrekt, het hof de inspecteur moet veroordelen in de proceskosten van de tegenpartij. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat X bv zich daar heeft laten vertegenwoordigen door een professionele gemachtigde. Tijdens de zitting zijn zowel het principale beroep als het incidentele beroep behandeld, zodat het verschijnen van de gemachtigde mede wordt toegerekend aan het incidentele beroep. Onder deze omstandigheden had het hof moeten motiveren waarom het geen aanleiding zag voor een vergoeding van de proceskosten. Voor de door X bv geëiste griffierechtvergoeding gaat dit niet op (zie art. 8:114, Awb). X bv krijgt alsnog een vergoeding tot de kosten van het door de gemachtigde verschijnen op de zitting (€ 759), omdat ter zake van het incidentele beroep geen andere proceshandelingen zijn verricht. Voor het overige is het beroep van X bv ook ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:114

Algemene wet bestuursrecht 8:108

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

80

Gerelateerde artikelen