Rechtbank Noord-Holland kent X in een WOZ-procedure een proceskostenvergoeding toe omdat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase ten onrechte niet heeft voldaan aan het verzoek van X om informatie over de KOUDV-factoren te overleggen.
X is eigenaar van een eindwoning. In geschil is de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2018. De heffingsambtenaar stelt de waarde vast op € 242.000. X bepleit, onder verwijzing naar een in haar opdracht opgesteld taxatierapport, een waarde van maximaal € 220.000. Het bezwaar van X tegen de WOZ-beschikking wordt ongegrond verklaard. X komt in beroep.
Volgens Rechtbank Noord-Holland heeft de heffingsambtenaar in de bezwaarfase ten onrechte niet aan het verzoek van X voldaan om informatie over de zogenoemde KOUDV- en liggingsfactoren van de woning en van de vergelijkingsobjecten te overleggen. De rechtbank beslist dat de heffingsambtenaar met deze handelwijze in strijd heeft gehandeld met artikel 7:4, tweede lid, Awb. Zonder inzichtelijkheid en controleerbaarheid dreigt een ongelijkwaardige procespositie van partijen te ontstaan. De heffingsambtenaar had dus voorafgaand aan de uitspraak op bezwaar de door X gevraagde informatie moeten verstrekken. Gevolg is dat X recht heeft op vergoeding van de in beroep gemaakte proceskosten en het griffierecht. Bij het verweerschrift heeft de heffingsambtenaar de gevraagde informatie alsnog verstrekt. Artikel 6:22 Awb vindt toepassing. Volgens de rechtbank heeft de heffingsambtenaar de waarde van de woning voldoende onderbouwd aan de hand van de vergelijkingsmethode. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Algemene wet bestuursrecht 7:4
Wet waardering onroerende zaken 40
Wet waardering onroerende zaken 22
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 31 juli