De Hoge Raad oordeelt dat het incidentele beroep in cassatie van X is vervallen, omdat de Staatssecretaris zijn principale beroep heeft ingetrokken. X krijgt wel een proceskostenvergoeding van € 3500 voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
X doet BPM-aangifte voor een Range Rover met schade. In de aangifte is de verschuldigde BPM berekend op € 33.225. In geschil is de naheffingsaanslag van € 16.689. Hof Den Haag verlaagt de aanslag tot € 5953. De staatssecretaris gaat in cassatie. X dient een verweerschrift in en hij gaat incidenteel in cassatie. Partijen wisselen vervolgens nog diverse standpunten uit. De staatssecretaris trekt uiteindelijk het principale beroep in.
De Hoge Raad oordeelt dat het incidentele beroep niet strekt tot verkrijging van een voor X gunstiger resultaat dan voortvloeit uit de uitspraak van het hof. Het is kennelijk alleen ingesteld voor het geval het principale beroep gegrond zou zijn en tot vernietiging van de uitspraak van het hof zou leiden. Dit is niet het geval, zodat het incidentele beroep is vervallen (art. 8:112 lid 2 Awb). X krijgt wel een proceskostenvergoeding van € 3500 voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand (vgl. HR 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752, V-N 2022/24.13, ro. 5.2 tot en met 5.8).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 8:112
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 2 september
Informatiesoort: VN Vandaag