Hof Den Haag oordeelt dat voor de verschuldigde BPM moet worden uitgegaan van de CO2-uitstoot van de auto zelf. Dit leidt tot een verdere verlaging van de naheffingsaanslag BPM met € 14. Voor het bezwaar, beroep en hoger beroep volgt een proceskostenvergoeding van € 4120.
X BV doet BPM-aangifte voor een Renault Kadjar 1.3 Tce Life met schade en voldoet € 246 aan BPM. Volgens het bijgaande taxatierapport bedraagt de handelsinkoopwaarde € 1000. Na controle door Domeinen stelt de inspecteur dat er geen schade is. In geschil is de naheffingsaanslag van € 2916. Rechtbank Den Haag verlaagt de aanslag tot € 2900 wegens het alsnog toepassen van een BPM-tarief op basis van de WLTP-uitstoot. X BV krijgt een proceskostenvergoeding van € 418,50 en een griffierechtvergoeding € 365. X BV gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat niet meer in geschil is dat voor de verschuldigde BPM moet worden uitgegaan van de CO2-uitstoot (en dus de bruto-BPM) van de auto zelf (zie HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1714, V-N 2024/2.11). Hierdoor wordt de aanslag verlaagd tot € 2886. Voor het bezwaar, beroep en hoger beroep krijgt X BV een proceskostenvergoeding van € 4120 en een griffierechtvergoeding van € 913 (€ 365 + 548).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Editie: 1 november
Informatiesoort: VN Vandaag