Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing dat een deel van de processtukken reeds is overgelegd via een usb-stick. De inspecteur heeft dan ook voldaan aan de uit art. 8:42 lid 1 Awb voortvloeiende verplichting. Het hof vermindert vervolgens de IB-(navorderings)aanslagen 2002, 2003 en 2006 en handhaaft de IB-aanslag 2004. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. A bv en haar dochtermaatschappij verkopen reizen aan toeristen naar Isla Margarita (Venezuela). Ter plaatse wordt gebruik gemaakt van de diensten van B, dat wordt vertegenwoordigd door G. De inspecteur stelt, naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek, een boekenonderzoek in bij X en A bv. Naar aanleiding van de resultaten van dit boekenonderzoek wordt ook tegen X en A bv een strafrechtelijk onderzoek gestart, wegens het vermoedelijk plegen van valsheid in geschrifte, het opzettelijk doen van onjuiste IB- en VPB-aangiften en witwassen. De inspecteur legt vervolgens IB-(navorderings)aanslagen op aan X over de jaren 2000 - 2006, waarbij hij een waslijst aan correcties doorvoert die leiden tot ab-inkomens tussen de € 2 mln en € 5 mln. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de door de inspecteur doorgevoerde correcties terecht zijn doorgevoerd. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat enkele correcties dubbel in aanmerking zijn genomen en verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de meeste correcties terecht heeft doorgevoerd. De stelling over het overleggen van de stukken moet volgens het hof buiten beschouwing worden gelaten. X heeft deze stelling namelijk pas na cassatie en verwijzing ingenomen. X gaat wederom in cassatie en stelt daarbij onder andere dat sprake is van handelen in strijd met art. 8:42 Awb. Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De zaak wordt vervolgens verwezen naar Hof Amsterdam.

Hof Amsterdam (V-N 2022/31.21.11) oordeelt dat een deel van de processtukken reeds is overgelegd via een usb-stick. De inspecteur heeft dan ook voldaan aan de uit art. 8:42 lid 1 Awb voortvloeiende verplichting. Het hof vermindert vervolgens de IB-(navorderings)aanslagen 2002, 2003 en 2006 en handhaaft de IB-aanslag 2004. Voor het jaar 2002 geldt dat het volgens het hof niet redelijk is om het bedrag aan ontvangen rente volledig als uitdeling aan X in aanmerking te nemen. Onduidelijk is namelijk in hoeverre X de leningen vanuit privé heeft verstrekt dan wel dat de leningen door A bv zijn verstrekt. Voor 2003 betreft de correctie een bedrag van € 12.000 dat ten onrechte als uitdeling aan X in aanmerking is genomen. Voor het jaar 2006 betreft de correctie het box 3-inkomen. Dat heeft de inspecteur volgens het hof te hoog vastgesteld, omdat de inspecteur zijn correctie niet aannemelijk maakt. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 22 februari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen