Aan X zijn in het kader van het project Bank Zonder Naam de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv 1996 tot en met 2000 en vb 1997 tot en met 2000 met vergrijpboetes opgelegd. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de navorderingsaanslagen en de beschikkingen worden vernietigd omdat de inspecteur niet de voortvarendheid in acht heeft genomen die volgens het arrest van de Hoge Raad van 26 februari 2010, BNB 2010/199 is vereist. In cassatie beslist de Hoge Raad dat het hof de beoordelingsvrijheid van de belastingautoriteiten bij de organisatie en inrichting van de werkzaamheden heeft miskend. Aan de eisen van een voortvarende behandeling zoals het EU-recht vereist is niet slechts voldaan indien de belastingautoriteiten hebben gekozen voor de meest efficiënte aanpak van de te verrichten werkzaamheden. Het hof heeft op onjuiste gronden geoordeeld dat de vereiste voortvarendheid niet in acht is genomen. Het beroep in cassatie is gegrond. Volgt vernietiging en verwijzing naar Hof Den Haag.
Volgens Hof Den Haag is de keuze van de Belastingdienst voor een projectmatige aanpak aanvaardbaar vanwege de eenheid van beleid en uitvoering. Het hof is van mening dat de vereiste voortvarendheid vanaf het aanschrijven van X op 7 maart 2007 tot en met het opleggen van de navorderingsaanslagen in acht is genomen. De keuze om niet alle navorderingsaanslagen in één keer op te leggen is aanvaardbaar. Dit omdat het X de ruime mogelijkheid bood om openheid van zaken te geven ten einde te komen tot een materieel juiste belastingheffing en in het kader van het in acht nemen van de vereiste zorgvuldigheid met name met betrekking tot die juiste heffing. Volgens het hof heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat hij de navorderingsaanslagen heeft opgelegd zonder overschrijding van het tijdsverloop dat, nadat het rekeninghouderschap van X hem bekend was geworden, noodzakelijkerwijs was gemoeid met het verkrijgen van de inlichtingen die nodig waren voor het bepalen van de verschuldigde belasting. Ook zijn de navorderingsaanslagen redelijke voortvarend voorbereid en vastgesteld aan de hand van de gegevens die de inspecteur ter beschikking stonden. Vanwege de opening van zaken die X in hoger beroep heeft gegeven door middel van het overleggen van bankafschriften en jaaropgaven heeft de inspecteur de hoogte van de belastbare inkomens en vermogens opnieuw berekend. X heeft met die berekening, die leidt tot vermindering van de navorderingsaanslagen en boetes ingestemd. De boetes worden als gevolg daarvan vastgesteld op 90% van de nagevorderde belasting omdat sprake is van opzet bij X. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn worden de boetes verder verminderd tot 72%.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6