De Hoge Raad oordeelt dat de projectontwikkelaar en andere belanghebbenden bij de burgerlijke rechter ontvankelijk zijn met hun vorderingen. De Stichting Flora & Faunabescherming maakt geen misbruik van bestuursrechtelijke procedures door vergunningen voor de bouw van woningen in de Bloemendalerpolder aan te vechten.

De Stichting Flora & Faunabescherming voert jarenlang procedures tegen besluiten die te maken hebben met de aanleg van de nieuwe woonwijk Weespersluis. Het project bevindt zich inmiddels in een vergevorderd stadium en de meeste benodigde besluiten zijn onherroepelijk. In deze zaak gaat het om het verlenen van omgevingsvergunningen voor de bouw van 162 woningen. De stichting maakt bezwaar en gaat vervolgens in beroep bij de bestuursrechter. De projectontwikkelaar en andere belanghebbenden (hierna: Gem c.s.) menen dat de stichting met haar beroep misbruik van bevoegdheid maakt. Volgens hen heeft het beroep evident geen kans van slagen en worden zij door de vertraging onevenredig in hun belangen geschaad. Zo dreigen de koop- en aanneemovereenkomsten te worden ontbonden en hypotheekoffertes dreigen te verlopen. De voorzieningenrechter van Rechtbank Noord-Holland heeft in een civiel kort geding hun vordering toegewezen. Hof Amsterdam vernietigt het vonnis, omdat niet gezegd kan worden dat het beroep van de stichting kant noch wal raakt. De stichting is niet te kwader trouw en van onevenredigheid, zoals is vereist om misbruik van bevoegdheid aan te nemen, is ook geen sprake. Gem c.s. gaan in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat GEM c.s. bij de burgerlijke rechter ontvankelijk zijn met hun vorderingen. De rechtsgang bij de bestuursrechter biedt hun onvoldoende rechtsbescherming, omdat de bestuursrechter niet een gebod tot intrekking van het bij hem ingestelde beroep kan opleggen. De Awb bevat weliswaar regelingen waardoor er sneller een uitspraak kan komen, maar daar staat dan weer verzet of hoger beroep tegen open. De stichting stelt dat groenvoorzieningen en woongebieden gelijktijdig (parallel) gerealiseerd moeten worden. Het oordeel van het hof dat niet gezegd kan worden dat dit standpunt kant noch wal raakt, komt erop neer dat het beroep van de stichting niet evident kansloos is. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en mede in aanmerking genomen dat het hier een kort geding betreft, is het voldoende gemotiveerd. De stichting moet volgens het hof haar grondrecht kunnen uitoefenen. Dit is toereikend gemotiveerd en het hof hoefde niet met zoveel woorden in te gaan op de stelling van GEM c.s. dat de stichting de eis van parallelle ontwikkeling van groenvoorzieningen en woongebieden zelfstandig kon doen handhaven door het indienen van een handhavingsverzoek. Het beroep van Gem c.s. is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Grondwet 112

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Informatiesoort: VN Vandaag

Editie: 22 april

15

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen