Belanghebbende, X bv, neemt sinds eind 2003, als commanditair vennoot, deel in scheepvaarts-CV Y. In 2007 verkoopt Y het door haar geëxploiteerde schip, via bemiddeling door Z. Z brengt een provisie van € 168.750 in rekening aan Y. X bv ontvangt op haar beurt weer € 56.250 als provisie van Z. X bv had namelijk namens de vennoten de verkoop begeleid en met Z een overeenkomst gesloten over een verkoopprovisie. X bv stelt dat de provisie onder het tonnageregime valt. De inspecteur is echter van mening dat X bv optrad als makelaar/bemiddelaar en dat de provisie tot haar winst behoort. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het tonnageregime ook van toepassing is op de door X bv ontvangen provisie ter zake van de verkoop van het schip. Volgens de rechtbank is namelijk niet aannemelijk geworden dat X bv optreedt als professionele makelaar/bemiddelaar. Verder stelt de rechtbank vast dat de verkoopwerkzaamheden van X bv direct samenhangen met de exploitatie van het schip. De rechtbank wijst hierbij op de wetsgeschiedenis. Het gelijk is aan X bv. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv de door haar ontvangen verkoopprovisie voor zichzelf heeft ontvangen, en niet in haar hoedanigheid van commanditair vennoot in Y. Het hof overweegt daarbij dat Y niet betrokken is geweest bij de facturering en betaling van de verkoopprovisie. Dit is allemaal buiten de boekhouding van Y om gegaan. Volgens het hof is er namelijk voor gekozen om de werkzaamheden niet namens Y te verrichten, en de verkoopprovisie te laten ontvangen, maar juist via X bv. Er is volgens het hof dan geen sprake van ‘winst behaald met de exploitatie van een schip'. Het gelijk is aan de inspecteur.
Advocaat-generaal Wattel concludeert dat X bv de werkzaamheden als mede-exploitant van het schip, voor dat eigen schip, heeft uitgevoerd. Volgens de A-G valt de provisie die X bv in verband daarmee heeft genoten dan ook onder het tonnageregime. De A-G overweegt daarbij dat de inspecteur de omschrijving van X bv van haar werkzaamheden, en haar stelling dat die werkzaamheden niet door derden konden of mochten worden verricht, niet heeft weersproken. Het hof had volgens de A-G dan van de juistheid van die beschrijving en die stelling moeten uitgaan. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep van X bv gegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.22
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 29 juni