Belanghebbende, X bv, betaalt in 2012 aan drie van haar werknemers een loon uit dat hoger is dan € 150.000. In geschil is of X bv in 2013 over dat meerdere loon de 'crisisheffing' c.q. 16% pseudo-eindheffing hoog loon is verschuldigd (art. 32bd Wet LB 1964). X bv heeft aldus € 45.878 op aangifte over maart 2013 afgedragen, doch gaat vervolgens in bezwaar. X bv stelt dat de heffing niet mogelijk is over het loon van een aanmerkelijkbelanghouder, dat deze in strijd is met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM, met het gelijkheidsbeginsel en dat de heffing voor haar als werkgever een individuele en buitensporige last is. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de heffing terecht is berekend aan de hand van het loon van de werknemers in 2012. Dat is namelijk gedaan uit het oogpunt van eenvoud, maar vooral ook om ontwijkgedrag te voorkomen. Met de keuze van de wetgever om te heffen naar de grondslag van het in 2012 genoten loon is deze gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid. De keuze om de inkomens van één groep belastingplichtigen aan te pakken, in plaats van een generieke verhoging van het hoogste IB-tarief is voorts niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel (EVRM en IVBPR). De heffing is ook anderszins niet in strijd met enige verdragsbepaling. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen: