De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State creëert een rechtsingang voor belastingplichtigen om een inlichtingenverzoek op de voet van het UB WIB te laten toetsen.

X maakt bezwaar tegen een verzoek van de staatssecretaris van Financiën om inlichtingen te verstrekken over de jaren 2014 t/m 2016. Het verzoek is gebaseerd op het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (hierna: UB WIB). In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State creëert een rechtsingang voor belastingplichtigen om een inlichtingenverzoek op de voet van het UB WIB te laten toetsen. Volgens vaste jurisprudentie van de afdeling is een bestuurlijk rechtsoordeel zoals hier aan de orde geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb. Slechts in zeer uitzonderlijke situaties wordt een bestuurlijk rechtsoordeel omwille van de rechtsbescherming met een besluit gelijkgesteld. Die situatie doet zich hier voor. X heeft niet de mogelijkheid om het geschil over de interpretatie van art. 3a lid 7 UB WIB in een procedure aan de orde te stellen. Dit kan alleen als zij de gegevens weigert te verstrekken en op basis van art. 11 WIB een boete wordt opgelegd. Als X de gegevens wel verstrekt, kan zij alleen in een procedure in de gegevenontvangende staat opkomen tegen het rechtsoordeel dat zij niet voldoet aan de in art. 3a lid 7 UB WIB neergelegde vereisten voor de aanwezigheid van een belastingplichtige in Nederland en daarmee tegen het verzoek om de in art. 3a lid 4 UB WIB opgesomde gegevens te verstrekken. Tegen deze achtergrond is het voor X onevenredig bezwarend als zij niet in Nederland kan opkomen tegen het rechtsoordeel van de staatssecretaris.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Editie: 26 maart

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen