De Rechtbank Midden-Nederland maakt volgens De Vries een andere afweging dan de Rechtbanken Rotterdam en Amsterdam, die kiezen voor een kortere beslistermijn. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State kan zich nu uitspreken over een uniform beleid ten aanzien van de opgelegde termijn in beide zaken.
Rechtbank Midden-Nederland geeft aan dat de rechtsbescherming die de rechter bij trage besluitvorming kan bieden beperkt is. Daarmee zegt de rechtbank niet dat rechtsbescherming ontbreekt. Door de zeer grote hoeveelheid UHT-zaken waarin niet tijdig is besloten op bezwaar heeft de rechtbank aanleiding gezien om de procedures in een bredere context te willen bespreken en te kiezen voor een afdoening waarbij rekening wordt gehouden met de collectieve belangen van alle gedupeerde ouders die in afwachting zijn van een beslissing van de UHT. Deze bijzondere wijze van afdoening bestaat uit het opleggen van een beslistermijn tot 1 juli 2024 met een daaraan gekoppelde dwangsom.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:32
Algemene wet bestuursrecht 8:55d
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 26 mei