X staat sinds het jaar 1991 bij de KvK ingeschreven als eenmanszaak. Hij heeft daarvóór al als zelfstandige loodgieter gewerkt, maar is hiervoor arbeidsongeschikt geraakt. In de jaren 2008, 2009 en 2010 is X commissielid geweest van een politieke partij. Sinds het jaar 2010 is hij gemeenteraadslid. X ontvangt hiervoor een vergoeding. Vanaf de jaren 2010 en 2011 is X zich gaan oriënteren om activiteiten in Thailand te ontplooien. In het jaar 2012 is X meerdere keren naar Thailand gegaan om hiermee verder te gaan, waarna in latere jaren een rijstplantage is opgestart. X heeft over de jaren 2009 tot en met 2012 aangifte gedaan voor de ib/pvv en zijn inkomsten uit de genoemde activiteiten verantwoord als winst uit onderneming. X ontvangt naast een WAZ-uitkering een uitkering uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Deze uitkeringen geeft X als belastbare periodieke uitkering aan. X trekt onder andere de kosten van een werkruimte in zijn gehuurde woning en de autokosten en de kosten van zijn Thaise activiteiten af. Naar aanleiding van een boekenonderzoek worden aan X de in geschil zijnde (navorderings)aanslagen ib/pvv en zvw over de periode 2009 tot en met 2012 opgelegd. X komt in beroep.
Rechtbank Gelderland is het met de inspecteur eens dat de periodieke uitkering die X ontvangt uit zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering niet tot de winst uit onderneming moet worden gerekend. Er is niet alleen sprake van een beroeps- of bedrijfsongevallenverzekering maar de verzekering biedt mede dekking tegen inkomensderving door arbeidsongeschiktheid die niet door de beroepsuitoefening is ontstaan. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur terecht de vergoedingen die X als gemeenteraadslid heeft ontvangen tot het resultaat uit overige werkzaamheden gerekend. De rechtbank is verder van mening dat de activiteiten in Thailand geen bron van inkomen vormen. Er is geen sprake van een objectieve winstverwachting. De kosten die op die activiteiten betrekking hebben zijn niet aftrekbaar. Ook de in aftrek gebrachte huisvestingskosten voor de werkruimte die gebruikt wordt voor de activiteiten als gemeenteraadslid zijn niet aftrekbaar. De beroepen zijn wél gegrond wat betreft de in aftrek gebrachte autokosten. Het is aannemelijk dat X vanaf het jaar 2010 de auto veelvuldig gebruikt heeft ten behoeve van zijn werkzaamheden als raadslid. Het is niet in strijd met de redelijkheid dat X zijn auto vanaf het jaar 2010 tot het resultaatsvermogen rekent.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.94
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 13 oktober