X werkt van januari 2005 tot en met november 2010 en daarna vanaf 28 april 2011 als gemeenteraadslid. In het jaar 2013 ontvangt X een raadsvergoeding van € 17.936 waarop € 5821 aan loonheffing is ingehouden. In de jaaropgave is als code van de arbeidsverhouding vermeld: "79-Opting-in regeling". In zijn aangifte IB/PVV 2013 geeft X de raadsvergoeding als resultaat aan verminderd met een geschat bedrag van € 8968 (50%) aan kosten. De inspecteur staat de aftrek van kosten niet toe omdat sprake zou zijn van de opting-in regeling.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden geldt de keuze voor kwalificatie van de arbeidsverhouding als dienstbetrekking slechts voor een aaneengesloten periode van dezelfde arbeidsverhouding. Dit blijkt uit de wettelijke regeling. Een eerder gemaakte keuze voor opting-in loopt niet automatisch door. Voor de in april 2011 nieuw aangevangen arbeidsverhouding moet dus een nieuwe gezamenlijke verklaring met een nieuwe keuze aan de inspecteur kenbaar zijn gemaakt. De inspecteur heeft volgens het hof niet aannemelijk gemaakt dat X en de gemeente een over het jaar 2013 geldende verklaring hebben opgemaakt en bij hem hebben ingediend. Daarom moeten de inkomsten als raadslid aangemerkt worden als resultaat uit overige werkzaamheden. De kosten zijn aftrekbaar. Het hoger beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 2g
Wet inkomstenbelasting 2001 3.94
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 17 april