In navolging van het arrest van de Hoge Raad van 6 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1135, V-N 2024/39.17, oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat X recht heeft op bijstand door een raadsman en dat hij hierover door de arbeidsinspecteurs had moeten worden geïnformeerd. X' verklaring van destijds mag toch als bewijs worden gebruikt.
X heeft een eenmanszaak en bemiddelt in die hoedanigheid voor het plaatsen van 36 Oekraïense vluchtelingen zonder tewerkstellingsvergunning bij derden (waaronder een uitzendbureau). Aan X is op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) een boete opgelegd van in totaal € 144.000. Gelijktijdig is een waarschuwing preventieve stillegging gegeven. Enkele maanden later is hem een betalingsregeling gegund van 48 maanden met termijnen van € 3000. Rechtbank Midden-Nederland verlaagt de boete tot € 91.800 en bepaalt dat X deze in 48 maandelijkse termijnen van € 1912,50 kan betalen. Zowel X als de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaan in hoger beroep. X is inmiddels failliet gegaan.
In navolging van het arrest van de Hoge Raad van 6 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1135, V-N 2024/39.17, oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat X recht heeft op bijstand door een raadsman en dat hij hierover door de arbeidsinspecteurs had moeten worden geïnformeerd. Dit recht vloeit voort uit art. 6 EVRM. De Afdeling acht verder van belang dat de bestuurlijke boete in de loop der jaren een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de Afdeling een goede rechtsbescherming. X' verklaring van destijds mag toch als bewijs worden gebruikt, omdat hij geheel vrijwillig een verklaring wilde afleggen en vooraf zelf een raadsman had kunnen raadplegen en had kunnen meenemen naar het verhoor. De procedure is in zijn geheel dus eerlijk verlopen.
X heeft als WAV-werkgever te gelden, omdat hij als tussenpersoon een vergoeding kreeg voor het in- en doorlenen van de Oekraïense vluchtelingen. In beginsel is een boete van € 3000 per overtreding geboden, wat neerkomt op een totaal van € 108.000. Deze wordt vervolgens gematigd met 10% wegens cumulatie, 75% wegens de verminderde draagkracht van X en 5% wegens het overschrijden van de redelijke termijn tot € 23.085. Het is aan de minister om een passende betalingsregeling te treffen en hij moet de proceskosten van X (€ 4603,50) en de griffierechten (€ 455) vergoeden.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Editie: 31 december
Informatiesoort: VN Vandaag