Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat Rechtbank Midden-Nederland ten onrechte heeft geoordeeld dat aan een proceskostenvergoeding niet wordt toegekomen als rechtsbijstand is verleend op ‘no cure no pay’-basis. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X komt in beroep tegen een WOZ-beschikking van zijn woning. Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar bepaalde informatie niet verstrekt met de uitspraak op bezwaar en handelt in strijd met art. 40 Wet WOZ. De rechtbank passeert dit gebrek met toepassing van art. 6:22 Awb en oordeelt bovendien dat X geen kosten maakt voor rechtsbijstand door de no cure no pay-basis. In hoger beroep is de waardering van de woning in geschil en de vraag of X recht heeft op een proceskostenvergoeding.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2024/17.1.3) oordeelt dat Rechtbank Midden-Nederland ten onrechte heeft geoordeeld dat aan een proceskostenvergoeding niet wordt toegekomen als rechtsbijstand is verleend op ‘no cure no pay’- basis. X kan dus in principe aanspraak maken op een proceskostenvergoeding. In dit geval besluit het hof echter dat X door schending van art. 40 Wet WOZ niet is benadeeld, omdat X ongeacht de informatieachterstand toch wel in beroep en hoger beroep was gegaan. X heeft geen recht op een proceskostenvergoeding. X' hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 40
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 3 december
Informatiesoort: VN Vandaag