Erflater maakt bezwaar tegen de WOZ-beschikkingen voor de tijdvakken 2001-2004, 2005-2006, 2007 en 2008. Na zijn overlijden in 2008 dienen belanghebbenden, de erfgenamen, bezwaar in tegen de WOZ-beschikkingen over de jaren 2009 t/m 2011. Op 30 juli 2012 beslist de gemeente Schijndel op de bezwaren.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het recht op immateriële schadevergoeding van persoonlijke aard is en dus niet vererft, tenzij de erflater bij leven al aan de wederpartij heeft meegedeeld op schadevergoeding aanspraak te maken (vgl. Hof 's-Hertogenbosch 23 augustus 2012, nr. 04/01848, ECLI:NL:GHSGE:2012:BX5668). Vaststaat dat dit laatste niet het geval is geweest. Gelet hierop vangt de voor belanghebbenden rechtens relevante spanning en frustratie pas aan na het overlijden van erflater. De rechtbank verwerpt de stelling van belanghebbenden dat de vergoeding per procedure afzonderlijk moet worden berekend (en dus meerdere keren moet worden toegekend). De rechtbank overweegt dat de bezwaar- en beroepszaken betrekking hebben op hetzelfde object en dat het niet aannemelijk is dat belanghebbenden meer spanning en frustratie hebben ondervonden doordat de ingediende bezwaarschriften betrekking hadden op meerdere aanslagen. Volstaan kan worden met toekenning van een immateriële schadevergoeding van € 4.500 in de langstlopende procedure.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 15 november