De inspecteur legt aan X een aanslag IB/PVV 2013 op waarbij een voorlopige teruggaaf wordt teruggenomen. Per brief van 7 november 2015 maakt X bezwaar tegen deze definitieve aanslag. Daarop ontvangt zij een vermindering met dagtekening 8 december 2015 met daarin de mededeling dat zij recht heeft op uitbetaling van € 1311 aan heffingskorting.
Hof Arnhem-Leeuwarden (EK VI, 30 augustus 2017, 16/01338, V-N Vandaag 2017/2060) oordeelt dat de rechtbank het geschrift dat door de inspecteur aan X is gezonden in reactie op haar tijdig ingediende bezwaar, ten onrechte heeft aangemerkt als ambtshalve genomen beschikking. Dit geschrift van 8 december 2015 kan niet anders worden geduid dan als uitspraak op bezwaar. De inspecteur had de tegen de uitspraak van 8 december 2015 gerichte brief van X van 30 december 2015 als tijdig ingediend beroepschrift moeten doorsturen naar de rechtbank. In plaats daarvan heeft de inspecteur in strijd met de wet een tweede uitspraak op bezwaar gedaan. Omdat de inspecteur in zijn uitspraak op bezwaar van 8 december 2015 volledig aan het bezwaar van X tegemoet is gekomen, had de rechtbank X niet-ontvankelijk moeten verklaren in haar beroep.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Algemene wet bestuursrecht 6:7