Belanghebbende, X, is genothebbende krachtens beperkt recht en tevens gebruiker van een sportcomplex in de gemeente Venray dat bestaat uit een opstal en terreinen. De gemeente beschouwt de opstal en de terreinen als twee WOZ-objecten met een waarde van € 1.133.000 respectievelijk € 1.096.000. In beroep gaat de gemeente uit van één WOZ-object met een waarde van € 2.006.000.
Rechtbank Limburg constateert dat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar ten onrechte twee verschillende WOZ-objecten heeft onderscheiden, terwijl voor de toepassing van de wet WOZ van een groter object had moeten worden uitgegaan. De rechtbank ziet echter in de nadere objectafbakening geen belemmering voor de beoordeling van de waardebepaling zoals thans aan de orde en besluit het geschil finaal te beslechten. De rechtbank oordeelt dat de gemeente de in beroep nader vastgestelde waarde van € 2.006.000 voldoende bewijst. De stelling van X dat de bouw van het clubhuis gesubsidieerd is, zodat voor haar zelf de (benuttings)waarde veel lager is, slaagt niet. Met betrekking tot zowel de (club)gebouwgebonden grond als de niet-gebouwgebonden grond is de rechtbank van oordeel dat gemeente de daaraan toegekende waarde met gebruikmaking van de Taxatiewijzer Sport en met inachtneming van de gronduitgifteprijs eveneens voldoende heeft onderbouwd. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de benuttingswaarde van zowel de niet-gebouwgebonden grond als de gebouwgebonden grond lager zou moeten zijn.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 16 en 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Limburg
Editie: 18 mei