Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de vermogensrendementsheffing in strijd is met art. 1 EP EVRM. De heffing vormt voor X en Y een individuele en buitensporige last. zij hebben op hun vermogen moeten interen om de belasting te kunnen voldoen.
Belanghebbenden, X en Y, genieten geen inkomsten uit tegenwoordige dan wel vroegere arbeid. Ook is geen inkomen uit aanmerkelijk belang aangegeven. Voor de jaren 2017 - 2019 zijn zij tezamen circa € 9000 - € 12.000 aan box 3-heffing verschuldigd, terwijl het werkelijk rendement op hun vermogen circa € 5000 - € 12.000 bedraagt. X en Y stellen dat de box 3-heffing in strijd is met art. 1 EP EVRM.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de vermogensrendementsheffing in strijd is met art. 1 EP EVRM. De heffing vormt voor X en Y een individuele en buitensporige last. zij hebben op hun vermogen moeten interen om de belasting te kunnen voldoen. De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de inspecteur dat ook met de potentiële (stamrecht)uitkeringen van de bv rekening moet worden gehouden. Iedere aanslag is gebaseerd op de feiten en omstandigheden van het desbetreffende jaar en per als geheel beschouwde aanslag dient te worden beoordeeld of sprake is van een individuele en buitensporige last. Daarbij kan geen rekening gehouden worden met iets wat zich niet heeft voorgedaan. De rechtbank biedt rechtsherstel en vermindert de aanslagen.
Lees ook het thema Box 3
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 22 oktober