X stelt beroep in tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur die als dagtekening heeft 26 juni 2008. De beroepstermijn eindigt op 7 augustus 2008. Het beroepschrift van X heeft als dagtekening 22 december 2011 en komt bij de rechtbank binnen op 23 december 2011. In zijn verweerschrift neemt de inspecteur het standpunt in dat X tijdig beroep heeft ingesteld. Dit omdat volgens de inspecteur X eerst na ontvangst van een brief van de ontvanger op 22 november 2011 over het vervallen van uitstel van betaling op de hoogte was gebracht van de uitspraak op bezwaar.
Rechtbank Breda gaat voorbij aan de eensluidende opvatting van partijen dat het beroep ontvankelijk is en verklaart het beroep wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk. De rechtbank acht de inspecteur geslaagd in het bewijs van verzending van de uitspraak op bezwaar naar het juiste adres. X heeft immers verklaard dat hij in juni 2008 nog op het bewuste adres woonde en daar een kamer huurde. X slaagt er daarentegen niet in het vermoeden van ontvangst van de uitspraak op bezwaar te ontzenuwen. X heeft naar voren gebracht dat meerdere kamerbewoners beschikten over slechts één brievenbus waar alle post in terechtkwam. De rechtbank overweegt dat het zoekraken van poststukken na bezorging ervan op het woonadres voor rekening van X dient te blijven. Het beroep is niet-ontvankelijk
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7