Belanghebbende, X, stelt beroep in tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Rechtbank Amsterdam verklaart na een vereenvoudigde behandeling het beroep gegrond en veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van X voor een bedrag van € 496. Tegen deze uitspraak doet X verzet. De rechtbank verklaart het verzet gegrond, verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar. De rechtbank kent een proceskostenvergoeding toe voor de proceskosten in verzet. Nu in de aangevallen rechtbankuitspraak al een proceskostenvergoeding is toegekend voor de beroepsfase ziet de rechtbank geen aanleiding voor een nadere proceskostenvergoeding in de beroepsprocedure.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank in verzet ook een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase had moeten toekennen. De rechtbank heeft miskend dat de uitspraak waartegen verzet was gedaan van rechtswege is komen te vervallen (zie art. 8:55 lid 9 Awb), en daarmee de in die uitspraak opgenomen beslissing over de proceskostenvergoeding. Doende wat de rechtbank had behoren te doen veroordeelt het hof de heffingsambtenaar in de proceskosten in beroep van X.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 8:55