Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen de WOZ-beschikkingen 2009 van twee onroerende zaken. Nadat de heffingsambtenaar het bezwaar afwijst, stelt X beroep in. Hangende het beroep komt de heffingsambtenaar tot de conclusie dat de objectafbakening onjuist is en vernietigt hij de beide WOZ-beschikkingen. Hierna verklaart Rechtbank 's-Gravenhage het beroep van X niet-ontvankelijk. In geschil is of de rechtbank terecht heeft nagelaten de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten van X.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de rechtbank terecht heeft besloten tot niet-ontvankelijkheid van het beroep maar ten onrechte een proceskostenvergoeding achterwege heeft gelaten. Wanneer een rechtsmiddel niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat het bestuursorgaan geheel aan de bezwaren van de belanghebbende is tegemoetgekomen, behoort de rechter als hoofdregel het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten (HR 3 december 2010, nr. 09/04397, V-N 2010/63.17). Een vergoeding van de proceskosten blijft alleen achterweg als de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van de belanghebbende. Deze uitzondering doet zich niet voor. Het hof becijfert de totale proceskostenvergoeding op € 2070 (bezwaar, beroep en hoger beroep).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof 's-Gravenhage