Eiseres, X bv, is het niet eens met de aanslag ‘zuiveringsheffing en/of verontreinigingsheffing bedrijven' die de heffingsambtenaar van Tricijn belastingen (namens het Waterschap Zuiderzeeland) haar over de maanden september tot en met december 2006 heeft opgelegd.
Rechtbank Zutphen oordeelt dat de aanslag zuiveringsheffing en/of verontreinigingsheffing bedrijven terecht en tot het juiste bedrag aan X bv is opgelegd. X bv is terecht in de heffing betrokken nu niet in geschil is dat zij in de maanden september tot en met december 2006 afvalwater heeft geloosd in oppervlaktewateren. De beroepsgronden van X bv falen voor zover zij gericht zijn tegen de beslissing van de heffingsambtenaar om X bv in te delen in klasse 11 van de tabel van art. 22 lid 3 WVO. Deze gronden kunnen namelijk niet leiden tot verlaging van de aanslag. Hetzelfde geldt voor de beroepsgronden van X bv over de hoeveelheid door haar geloosd arseen en de schattingen van de heffingsambtenaar daarvan. Dat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar niet expliciet is ingegaan op het verzoek van X bv om een proceskostenvergoeding, kan ten slotte niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Volgens de rechtbank ligt in de handhaving van de aanslag namelijk besloten dat de heffingsambtenaar het verzoek van X bv heeft afgewezen (vgl. CRvB 6 juli 2010, nr. 08/5621 WWB, LJN: BN1401).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Zutphen
Editie: 15 juni