Belanghebbende, X, is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. De inspecteur legt aan haar naheffingsaanslagen omzetbelasting op met boeten.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aan de fiscale eenheid X terecht een boete heeft opgelegd wegens het niet voldoen aan de spontane informatieverplichting van art. 10a AWR. Nadat X had geconstateerd dat zij te weinig btw op aangifte had voldaan, was zij op grond van art. 15 UB OB 1968 verplicht om alsnog bij wijze van suppletie de juiste en volledige inlichtingen aan de inspecteur te verschaffen. Zij diende ervoor te zorgen dat de suppletieaangiften de inspecteur daadwerkelijk zouden bereiken. Voor de jaren 2009 en 2012 is niet aannemelijk dat de suppletieaangiften de inspecteur hebben bereikt. Voor 2011 is het aannemelijk dat X uiterlijk op 10 januari 2014 wist dat de aangiften OB onvolledig waren. Zij heeft toen echter niet voor aanvang van het boekenonderzoek suppletieaangiften ingediend. Vanaf dat moment kon zij niet meer aan de verplichting van (tijdige) suppletie en de verplichting tot (tijdig) informeren voldoen. Volgens de rechtbank is er sprake van grove schuld, omdat X de suppletieaangiften niet aangetekend heeft verzonden en geen navraag heeft gedaan naar de ontvangst, ook niet nadat zij over 2010 wel een naheffingsaanslag had ontvangen. Voor 2011 wordt X aangerekend dat zij al acht maanden op de hoogte was van de onvolledigheid. De boete wordt wel verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dat op de boetebeschikking naar het verkeerde wetsartikel wordt verwezen (art. 67f in plaats van art. 10a AWR) heeft geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de boete.
Lees ook het thema Informatieverplichting.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 10a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 3 november