Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank de redelijke termijn ten onrechte heeft verlengd vanwege de uitbraak van het coronavirus in 2020.

X komt in bezwaar en beroep tegen een WOZ-beschikking. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep van X ongegrond en weigert de gevraagde immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank de redelijke termijn ten onrechte heeft verlengd vanwege de uitbraak van het coronavirus in 2020. Voor zo’n verlenging van de redelijke termijn is alleen aanleiding als partijen waren uitgenodigd voor een onderzoek ter zitting in de periode dat de gerechtsgebouwen gesloten waren en het onderzoek ter zitting daardoor opnieuw moest worden gepland (HR 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752, V-N 2022/24.13). Daarvan is in deze zaak geen sprake geweest. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn met (afgerond) drie maanden heeft X recht op een schadevergoeding van € 500. Daaraan doet niet af dat de rechtbank de rechtsregel van de Hoge Raad nog niet kon kennen toen zij uitspraak deed. De rechtbank heeft ten onrechte geen vergoeding van immateriële schade toegekend. Het hoger beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 10 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

149

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen