Rechtbank Den Haag hekelt de poging van de heffingsambtenaar om het bezwaar van X in beroep alsnog niet-ontvankelijk te laten verklaren wegens het ontbreken van een volmacht.
X komt in beroep tegen een WOZ-beschikking.
Rechtbank Den Haag hekelt de poging van de heffingsambtenaar om het bezwaar van X in beroep alsnog niet-ontvankelijk te laten verklaren wegens het ontbreken van een volmacht. Uit het bezwaarschrift valt op te maken dat A namens X bezwaar maakt tegen de WOZ-waarde en dat A zich presenteert als gemachtigde van X. Als de heffingsambtenaar al twijfel had aan de bevoegdheid van A om bezwaar te maken, dan had hij een machtiging moeten opvragen. Dit is niet gedaan.
De stelling van de heffingsambtenaar dat vanwege het ontbreken van een machtiging het bezwaar niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, is juridisch niet steekhoudend en apert onjuist. De heffingsambtenaar heeft de uitspraak op bezwaar ten onrechte alleen naar X en niet (tevens) naar A gestuurd. Dit maakt de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar. De rechtbank verlaagt de WOZ-waarde van € 914.000 naar € 870.000. De rechtbank kent een proceskostenvergoeding toe ondanks de familierelatie tussen X en A.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Algemene wet bestuursrecht 2:1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 6 mei