Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor de zitting die in de ogen van de heffingsambtenaar overbodig was.
X komt in beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor de zitting die in de ogen van de heffingsambtenaar overbodig was. De heffingsambtenaar had al voor de zitting bij de rechtbank de naheffingsaanslag vernietigd en heeft de proceskostenveroordeling niet betwist. Het hof acht dit geen reden om een proceskostenvergoeding voor de zitting achterwege te laten omdat de heffingsambtenaar de hoogte van de proceskostenvergoeding die hij bereid was te betalen nog niet had gecommuniceerd. Nu de rechtbank niet van haar wettelijke mogelijkheid gebruik heeft gemaakt om partijen te vragen een zitting achterwege te laten kan X niet worden tegengeworpen dat in de zaak in het geheel geen zitting nodig was en hieraan de consequentie worden verbonden dat geen punt voor het verschijnen ter zitting wordt toegekend. De rechtbank had het beroep verder gegrond in plaats van niet-ontvankelijk moeten verklaren. De heffingsambtenaar heeft namelijk tijdens de rechtbankzitting het standpunt ingenomen dat geen vergoeding toegekend moest worden voor de zitting. Daarom kan niet worden geoordeeld dat de heffingsambtenaar tijdens de beroepsprocedure geheel aan X’ klachten is tegemoetgekomen en dat het beroep daardoor niet meer tot een voor belanghebbende gunstiger resultaat kon leiden (vgl. HR 15 januari 2016, V-N 2016/5.7).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 1:2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 16 januari