Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank ten onrechte geen immateriële schadevergoeding heeft toegekend. Aan de toekenning staat niet in de weg dat de bijstand is verleend op basis van ‘no cure no pay’ of dat de schadevergoeding aan gemachtigde toekomt.
X is eigenaar en gebruiker van een bezinningscentrum. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde vastgesteld. Rechtbank Gelderland heeft de waarde verminderd en heeft een proceskostenvergoeding toegekend, maar geen immateriële schadevergoeding. In hoger beroep is in geschil of X recht heeft op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan het verzoek om vergoeding van immateriële schade. Uit de machtiging blijkt dat gemachtigde toestemming heeft om te verzoeken om een schadevergoeding. Dat de in beroep overlegde (nieuwe) machtiging pas specificeert dat dit voor zowel materiële als immateriële schade geldt, doet hier niet aan af. Het hof volgt de heffingsambtenaar niet in zijn verwijzing naar de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland, nr. 20/6301, V-N Vandaag 2022/3079. Aan de toekenning van immateriële schadevergoeding staat niet in de weg dat aan X bijstand is verleend op basis van ‘no cure no pay’ of dat een eventuele vergoeding aan de rechtsbijstandverlener moet worden betaald (HR 2 juni 2017, nr. 16/03967, V-N 2017/28.10, r.o. 2.3.3). Het hof kent een vergoeding toe van € 500, omdat de termijn met 4 maanden is overschreden.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 16
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 11 december
Informatiesoort: VN Vandaag