Rechtbank Gelderland oordeelt in verzet dat de beroepen van X terecht kennelijk niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens desgevraagd niet overleggen van machtigingen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X komt in beroep tegen uitspraken op bezwaar van de Belastingdienst. Rechtbank Gelderland verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Rechtbank Gelderland (V-N 2020/24.26.38) oordeelt in verzet dat de beroepen van X terecht kennelijk niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens desgevraagd niet overleggen van machtigingen. Nu de rechtbank heeft gevraagd een machtiging te overleggen, diende X aan dit verzoek te voldoen. Daaraan doet niet af dat de gemachtigde veelvuldig namens X heeft opgetreden. De verwijzing van X naar HR 11 oktober 2013, V-N 2013/50.6 maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, omdat in die zaak wel een machtiging bij het beroepschrift was overgelegd. Alhoewel de machtiging was opgemaakt vóór de uitspraak op bezwaar oordeelde de Hoge Raad dat ervan uit mocht worden gegaan dat de machtiging zijn gelding niet had verloren. In de onderhavige zaken heeft de gemachtigde in het geheel geen machtigingen overgelegd. De redelijke termijn voor de bezwaarfase is overschreden, maar aan vergoeding van immateriële schade wordt niet toegekomen, vanwege de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:24
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 16 maart