Belanghebbende, X, is het niet eens met een naheffingsaanslag BPM van € 2305 die de inspecteur heeft opgelegd in verband met de invoer door X van een zwaar beschadigde Volvo uit Duitsland.
Rechtbank Gelderland acht de handelwijze van de inspecteur om geen verweerschrift in te dienen en pas heel laat de op de zaak betrekking hebbende stukken toe te zenden in strijd met de goede procesorde, maar vindt vernietiging van de naheffingsaanslag een te zware sanctie. De inspecteur heeft namelijk wel verweer gevoerd in een pleitnota die vijf dagen voor de zitting is toegezonden en de rechtbank kan dit verweer en hetgeen ter zitting is besproken niet negeren. De rechtbank besluit als sanctionering de onderbouwing van stellingen waarvan de inspecteur de bewijslast draagt, buiten beschouwing te laten. De onderbezetting bij de Belastingdienst is geen excuus voor de handelwijze van de inspecteur. Het verweer van de inspecteur op de stellingen van X wordt in beginsel wel geaccepteerd. De rechtbank oordeelt vervolgens dat de naheffing van BPM anderhalf jaar na het belastbare feit niet in strijd is met het Unierecht. Bij het bepalen van de hoogte van de naheffing houdt de rechtbank rekening met 91% schadeaftrek. X beroept zich tevergeefs op het historisch tarief van voor 1 juli 2012. Het beroep van X is deels gegrond, de naheffingsaanslag wordt verminderd met € 441 en de boete komt te vervallen.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16a
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 3 november