Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de rechtbank onjuiste consequenties heeft verbonden aan de schending van het motiveringsbeginsel in de uitspraak op bezwaar.

X stelt in beroep dat de heffingsambtenaar in uitspraken op zijn WOZ-bezwaren het motiveringsbeginsel heeft geschonden. Rechtbank Limburg is het eens met X, verklaart het beroep gegrond onder instandlating van de rechtsgevolgen, maar weigert X de gevraagde proceskostenvergoeding.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de rechtbank onjuiste consequenties heeft verbonden aan de schending van het motiveringsbeginsel in de uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd onder instandlating van de rechtsgevolgen. De rechtbank had het beroep gelet op art. 6:22 Awb ongegrond moeten verklaren. Ook bij dat dictum had de rechtbank X de gevraagde proceskostenvergoeding kunnen toekennen, maar het hof acht de schending van het motiveringsbeginsel daarvoor van onvoldoende gewicht. In zoverre is de beslissing van de rechtbank dus wel juist. Omdat het hof het dictum van de rechtbank corrigeert (van gegrond naar ongegrond) is het hoger beroep wel gegrond en krijgt X een proceskostenvergoeding voor de fase van hoger beroep. Ook krijgt X zijn griffierecht terug.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Algemene wet bestuursrecht 7:12

Algemene wet bestuursrecht 6:22

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 21 oktober

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen