Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Rotterdam. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar van X niet-ontvankelijk. Rechtbank Rotterdam verklaart ook het beroep van X niet-ontvankelijk, maar komt daar in verzet op terug. De heffingsambtenaar verklaart zich vervolgens bereid X een proceskostenvergoeding toe te kennen bij intrekking van het beroep. Per brief van 20 juli 2016 vraagt de rechtbank X om binnen twee weken te reageren op het voorstel van de heffingsambtenaar. Per uitspraak van 1 augustus 2016 verklaart de rechtbank het beroep van X gegrond en het bezwaar alsnog ontvankelijk en kent zij X een proceskostenvergoeding toe van € 558. De reactie van X op de brief van de rechtbank van 20 juli 2016 komt bij de rechtbank binnen op 3 augustus 2016. De rechtbank stuurt dit schrijven als hoger beroepschrift door naar Hof Den Haag.
Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden door uitspraak te doen nog voor de termijn van twee weken was verstreken waarbinnen X kon reageren op een brief van de rechtbank. De rechtbank heeft bij het doen van uitspraak geen acht geslagen op de inhoud van de brief van X die op dat moment nog komen moest en heeft deze brief na ontvangst aangemerkt als hogerberoepschrift. Het hof verwijst de behandeling van de zaak terug naar de rechtbank. De overige grieven van X behoeven geen behandeling meer.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75