Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk maakt dat hij bij de WOZ-waardering niet een te laag risico-opslagpercentage heeft gehanteerd. De rechtbank acht de door de gemeente gehanteerde kapitalisatiefactor niet te hoog.

Belanghebbende, X bv, is eigenaar van vijf kantoren in een bedrijfsverzamelgebouw. In geschil zijn de WOZ-waarden van deze objecten. De WOZ-waarden worden berekend met de huurwaardekapitalisatiemethode. Alleen over de kapitalisatiefactor bestaat tussen partijen nog een geschil. Partijen zijn het erover eens dat vanwege het ontbreken van goed vergelijkbare transacties de bottom-up methode op basis van het rendement, de exploitatiekosten, het leegstandsrisico, etc. de meest geschikte waarderingsmethode is. In geschil is alleen nog hoe hoog het opslagrisico is.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk maakt dat hij bij de WOZ-waardering niet een te laag risico-opslagpercentage heeft gehanteerd. De kantoren van X bv zijn gelegen op een goede zichtlocatie die goed bereikbaar is met de auto. Omdat echter het station op 1 kilometer afstand is gelegen, heeft de heffingsambtenaar de locatie niet aangemerkt als ‘beste locatie' maar als ‘goede locatie' binnen de groep ‘overige locaties'. X bv heeft daar niets tegenovergesteld, zodat de rechtbank aansluit bij het door de heffingsambtenaar gehanteerde opslagrisico van 5%. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 7 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen